Wat is de betekenis van wanhopig?

2024-12-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-12-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wanhopig

wanhopig - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder hoop op een positieve uitkomst of althans sterk daaraan twijfelend Hij zag een wanhopige blik in de ogen van zijn tegenstander en schepte daaruit moed. Woordherkomst Afgeleid van wanhoop met het achtervoegsel -ig

2024-12-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wanhopig

wanhopig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wan-ho-pig 1. zonder hoop, niet meer weten wat je moet doen ♢ de gevangene keek wanhopig rond 1. een wanhopige poging [een laatste poging] ...

2024-12-14
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

wanhopig

in vertwyfeling.

2024-12-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wanhopig

adj. & adv., wanhopich, forwezen; — mens, forwezeling.

2024-12-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-12-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wanhopig

bn. bwr. (-er, -st), 1. zonder hoop meer, in vertwijfeling : wanhopig worden, zijn; wanhopig ronddolen ; — (bw.) in, met wanhoop : nooit zocht je zó wanhopig naar een woord; 2. wanhoop uitdrukkend : wanhopige gebaren; 3. uit wanhoop geschiedend : een wanhopig besluit; 4. wanhoop veroorzakend ; waarvan nie...

2024-12-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wanhopig

bn.,bw.: 1. geen hoop meer hebbende: iem. wanhopig maken; 2. uit wanhoop: een wanhopige daad; 3. wanhoop verradend: een wanhopige blik.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-12-14
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wanhopig

('ho:-pəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. geen hoop meer hebbend : iemand maken; worden; zich verdedigen. 2. uit wanhoop geschiedend : een -e daad. 3. getuigend van wanhoop : een -e blik.