wandelstok
(1906) (Barg.) groot breekijzer. Vgl. breektiegijs*; brekie*; krabber*; kromkop*; pook*; scheurijzer*; talhout*. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • (Henry Roskam: Boeven-jargon. 1948) • (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955) • (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuw...