Wat is de betekenis van wandelaar?

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

wandelaar

Het begrip wandelaar heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand die wandelt. iemand die in een rustig tempo loopt, vaak met het doel te genieten van de buitenlucht en/of de omgeving; iemand die loopt op z'n gemak; iemand die een wandeling maakt; iemand die wandelt. 2) iemand die een wandeltocht maakt. iemand die een wandeltoc...

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

wandelaar

(2007) (euf.) hoerenloper. In de 16e eeuw ook de benaming voor een zwerver of landloper. • Hij opperde een nieuwe naam voor het domein van 'wandelaars', zoals de hoerenlopers zichzelf en elkaar consequent typeren: 'de officiële site van Nederlandse Zadelruikers'. (Joost Zwagerman: Hollands welvaren. 2007) • (Ton den Boon: Van anders...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wandelaar

wandelaar - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die buitenshuis een stuk loopt Vanwege het mooie weer waren er op de dijk een heel aantal wandelaars. Woordherkomst Naamwoord van handeling van wandelen met het achtervoegsel -aar

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wandelaar

wandelaar - zelfstandig naamwoord uitspraak: wan-de-laar 1. iemand die wandelt ♢ de wandelaar bleef staan om naar het uitzicht te kijken Zelfstandig naamwoord: wan-de-laar de wandelaar d...

2024-03-29
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Wandelaar

Jan; geb. Amsterdam 14 april 1690, overl. Leiden 26 maart 1759. Leerling van Joh. Jsz. Folkema (tekenen) en van G. van der Gouwen (graveren), raadgevingen van G. de Lairesse. Heeft portretten, boekprenten enz. gegraveerd en getekend; bekend zijn zijn ontleedkundige platen, voorkomende in het werk van prof Albinius. Gafles aan A. Delfos en mr P. Li...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wandelaar

s., kuijerder, gonger.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wandelaar

m. (-s), WANDELAARSTER, v. (-s), die wandelt; die een wandeling of voettocht doet; een stoere wandelaar, die ver kan wandelen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wandelaar

m. -s, wandelaren; iem., man of jongen, die wandelt; wandelaarster, v. -s.