Wat is de betekenis van wand?

2023-06-08
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wand

wand - Zelfstandignaamwoord 1. een verticale afscheiding tussen twee vertrekken in een woonlaag van een gebouw Je kunt deze wand beter een lichtere kleur geven. 2. meer algemeen: verticaal oprijzend vlak (-> bergwand) 3. nog algemener: omsluiting (-> celwand) Woordherkomst Va...

Lees verder

Direct toegang tot alle 16 resultaten over wand?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-08
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wand

wand - zelfstandig naamwoord 1. afscheiding tussen twee ruimtes in gebouw ♢ de wanden van deze kamer zijn dun 1. het is een teken aan de wand [een vooruitwijzing, een waarschuwing] Zelfstandig naa...

Lees verder
2023-06-08
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

wand

(de) wandmeubel.

2023-06-08
Woordenboek automatisering

Henk Biemond (1985)

Wand

Leespen (1) Een eenheid om informatie te lezen, die magnetisch in code op prijskaartjes, credit-cards en badges is aangebracht. (2) Een eenheid om optische streepjescode te lezen.

Lees verder
2023-06-08
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

wand

Verkorting van: wandmeubel. Moderne eetkamers en wanden tegen 1/3 van de prijs, Gent 19/8/1976, p. 3. Driedelige wand, uitgevoerd in acajou-kerselaar, samen met tafel en 6 stoelen, Shopping (ed. Gent) 10/5/1976. Sam.: wandkast, wandmeubel (Zeer mooie wandkast 270 cm. zwart-wit met B.-radio inbegrepen, Shopping (ed. Antw...

Lees verder
2023-06-08
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wand

s., weach, weech, waech, muorre, lewant (it); gedeelte van — tussen twee ramen, spegeldaem, -plak (it).

2023-06-08
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

wand

1. roede; 2. staf, stok [van dirigent]; 3. toverstaf.

Lees verder
2023-06-08
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wand

m. (-en), vlak dat—, oppervlak van de afscheiding die een ruimte begrenst, en vervolgens die afscheiding zelf als lichaam: de wanden van een kamer; de wand van een schip ; kale, gladde-, ruwe wanden; een losse, een houten wand vgl. berg-, rotswand; — (zegsw.) zij kleeft aan de wand van morsigheid,...

Lees verder
2023-06-08
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wand

m. -en; loodrechte vlakte als grens van een vertrek enz.; muur: uw schilderij hangt daar aan de wand; een houten wand; bij overdr. rotswand, steile kant van een rots.

2023-06-08
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wand

(want) m. (-en; -je) [winden, vlechten; het gevlochtene] I. Eig. 1. binnenzijde van een muur : de -en van een → kamer; hang die schilderij aan de -. 2. Uitbr. a. muur : een houten -; Spaanse wand, kamerschut, tochtscherm. b. binnenzijde van een schip. II. Metf. steile zijkant : rotswand.

Lees verder
2023-06-08
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wand

m. (-en), afscheiding die een ruimte begrenst: de wanden van een kamer; (zegsw.) een teken aan de wand, een waarschuwende voorspelling, voorspelling van onheil (naar Dan. 5,5); een buis met dikke wanden.

2023-06-08
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Wand

brengt men in verband met ’t Got. wandus = roede, tak, daar de oudste muren van wilgenteenen gevlochten, gewonden werden; het woord is dan een verzamelnaam voor het wilgenvlechtwerk.

2023-06-08
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WAND

WAND - m. (-en), loodrechte gladde vlakte als grens van een vertrek, eene ruimte : de wanden eener kamer; houten wand; steenen wand, muur; zij kleeft aan den wand van morsigheid, zij is uiterst vuil; — binnenzijde van een schip; — steile kant van een rots; — (veearts.) holle wand, gebrek aan den paardenhoef, waarbij de verbindin...

Lees verder
2023-06-08
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Wand

Wand, m. (-en), muur; binnenzijde van een schip.

2023-06-08
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Wand

z.n.m. - Binnenzijde van een schip.

2023-06-08
Kiliaans Etymologicum Teutonicae Linguae

Corneel (van) Kiel (1573)

wand

1. vetus. Velum. 2. Paries, lutamentum.

Lees verder