wak
(1999) (jeugd) hip; cool. • Terwijl vroeger alles mega, graaf, hip, bangelijk of tof was, is nu alles wat enigszins in de smaak valt flex, fix, wak of doop. (De Morgen, 24/02/1999)
Marc De Coster (2020-2024)
(1999) (jeugd) hip; cool. • Terwijl vroeger alles mega, graaf, hip, bangelijk of tof was, is nu alles wat enigszins in de smaak valt flex, fix, wak of doop. (De Morgen, 24/02/1999)
Muiswerk Educatief (2017)
wak - zelfstandig naamwoord 1. open plaats in het ijs ♢ in het wak zwommen tientallen eenden Zelfstandig naamwoord: wak het wak de wakken het wakje
Peter Bakema (2003)
(bn.) klam, vochtig, drukkend. De vlokken van de B.C. worden echter nogal snel wak, waardoor je een vrij kleverige brij krijgt. - GvA, 19-04-2002.
Marc de Coster (1998)
in een - zitten wielerslang voor ‘een langdurige inzinking van mentale aard heb-ben’.
Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)
De verwensing pleurt in een wak!, met de t achter de persoonsvorm, is typisch voor de Randstad. De verwensing drukt woede uit en wenst de tegenstander letterlijk alle ongemak. Letterlijk moeten wij de betekenis niet nemen. Meestal is zij niet meer dan ‘rot op’.zie pleuren.
Walter De Clerck (1981)
1. Van zaken: vochtig; klam, week; ook van het weer, het klimaat enz.: vochtig (en benauwd); drukkend. Het smekend gebaar van Janneken naar de hemel toe, toen die droge oostenwind er dagenlang overheen bleef rijden ... . Maar de tweede helft van Mei maakte alles weer goed. ’t Weder werd wak en warm, OP DE BEECK 1947, 121. Zij verademen wanne...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: