wak
(1999) (jeugd) hip; cool. • Terwijl vroeger alles mega, graaf, hip, bangelijk of tof was, is nu alles wat enigszins in de smaak valt flex, fix, wak of doop. (De Morgen, 24/02/1999)
Marc De Coster
(1999) (jeugd) hip; cool. • Terwijl vroeger alles mega, graaf, hip, bangelijk of tof was, is nu alles wat enigszins in de smaak valt flex, fix, wak of doop. (De Morgen, 24/02/1999)
Nu slechts 21,95!
Nederlands woordenboek voor onderwijs
wak - zelfstandig naamwoord 1. open plaats in het ijs ♢ in het wak zwommen tientallen eenden Zelfstandig naamwoord: wak het wak de wakken het wakje
Peter Bakema
(bn.) klam, vochtig, drukkend. De vlokken van de B.C. worden echter nogal snel wak, waardoor je een vrij kleverige brij krijgt. - GvA, 19-04-2002.
Marc De Coster ©, 1998
in een - zitten wielerslang voor ‘een langdurige inzinking van mentale aard heb-ben’.
Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg: Vloeken, een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie (SDU, 2001).
De verwensing pleurt in een wak!, met de t achter de persoonsvorm, is typisch voor de Randstad. De verwensing drukt woede uit en wenst de tegenstander letterlijk alle ongemak. Letterlijk moeten wij de betekenis niet nemen. Meestal is zij niet meer dan ‘rot op’.zie pleuren.
Schrijver op Ensie
1. Van zaken: vochtig; klam, week; ook van het weer, het klimaat enz.: vochtig (en benauwd); drukkend. Het smekend gebaar van Janneken naar de hemel toe, toen die droge oostenwind er dagenlang overheen bleef rijden ... . Maar de tweede helft van Mei maakte alles weer goed. ’t Weder werd wak en warm, OP DE BEECK 1947, 121. Zij verademen wanne...
Nederlandse encyclopedie
o. (-ken), plaats waar een overigens dichtgevroren water nog open ligt of slechts met een dun laagje ijs bedekt is, gat in het ijs.
Friesch woordenboek
s.n., wek (it), wjek (it), wjekke, wekte; (door wind ontstaan), siichgat (it).
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
o. (-ken), plaats waar een overigens dichtgevroren water nog open ligt of slechts met een dun laagje ijs bedekt is, gat in het ijs.
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
I. o. wakken; open plek, zwakke plaats in het ijs: hij viel door het wak en schoot onder het ijs. II. bn.; wakker, -st; vochtig: ’t is wak weer, regenachtig, nevelachtig, onvast, druilig.
Modern Woordenboek (1930-1961)
I. o. (-ken) open plek in het ijs : hij viel door het -en schoot onder het ijs. II. bn. en bw. (-ker, -st) vochtig, regenachtig : weer.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Het begrip wak heeft 2 verschillende betekenissen: 1. wak - WAK - o. (-ken), zwakke plaats in het ijs, gat in het ijs. 2. wak - WAK - bn. (-ker, -st), vochtig : wak weer; het is een wakke urinter, een zachte, een kwakkelwinter; wakke zaden en granen. WAKHEID, v. vochtigheid.
I.M. Calisch (1864)
Wak, o. (-ken), zwakke plaats op het ijs, gat in het ijs. *-, bn. (-ker, -st), vochtig. *-HEID, v. gmv. vochtigheid.
Zeemans-woordenboek 1856
z.n.o. - Zwakke stede, open plek in het ijs.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.