wagensmeer
1) (1906) (Barg. en sold.) slechte boter; margarine. Vgl. Eng. sl.: cart-grease, cow-grease, spread. Duits: Schmierling. • Geef me een broodje met wagensmeer. (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Wagensmeer: boter. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914) •...