vullen
vullen - Werkwoord 1. (ov) vol maken ♢ Kun jij die prullenbak even vullen met dat papier daar? 2. opvullen. ♢ Jij kan je tijd hier wel vullen.
Wiktionary (2019)
vullen - Werkwoord 1. (ov) vol maken ♢ Kun jij die prullenbak even vullen met dat papier daar? 2. opvullen. ♢ Jij kan je tijd hier wel vullen.
Muiswerk Educatief (2017)
vullen - regelmatig werkwoord uitspraak: vul-len 1. er zoveel in doen dat er niets meer bij kan ♢ hij vult het kopje met koffie Regelmatig werkwoord: vul-len ik vul jij/u vult ...
Peter Joh. M. Zuidweg (2016)
Wordt in het vakjargon ‘farceren’ genoemd het is doen vullen, doorspekken of volstoppen van o.a. eieren, tomaten, artisjokken, avocado’s, borststukken van gevogelte en slachtdieren.
Van Dale Uitgevers (1950)
(vulde, heeft gevuld), 1. vol maken : zakken, manden vullen met appelen ; het benzinereservoir, de kolenkit vullen ; — iem. de handen, de zakken vullen, hem omkopen ; zijn maag vullen, flink eten; — (spr.) praatjes vullen geen gaatjes (zie Praatje); — een kinderhand is gau...
M. J. Koenen's (1937)
vulde, heeft gevuld; vol maken: een vat vullen; een holle kies vullen, plomberen; een kip vullen met gehakt; gevulde zeilen.
Jozef Verschueren (1930)
(‘vullɘn) (vulde, heeft gevuld) [vol] 1. volmaken : een vat met water -; een bed met veren -; een kip met gehakt; een holle tand -. → boekdeel, hand, kalf, kap, kas, kinderhand, oog, praat, part, put, vat, zak. Tgst. ledigen. 2. doen bolstaan ; de wind vult de zeilen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(vulde, heeft gevuld), 1. vol maken: zakken vullen; iemand de zakken vullen, hem omkopen; zijn maag vullen, flink eten; een goed gevulde portemonnaie, een ruime hoeveelheid geld; een kinderhand is gauw gevuld, kinderen zijn licht tevreden te stellen; 2. storten, gieten enz. in; 3. vol maken: de lege plaats moet weer gevuld worden; dat vult, neemt...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: