Wat is de betekenis van vrouwelijkheid?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

vrouwelijkheid

(17e eeuw) (euf.) vrouwelijk geslachtsdeel. Vgl. vrolijkheid*. • Zekere soldaat werd het volgende ten laste gelegd: ‘dat hij, terwijl hij niet met nader te noemen vrouw was gehuwd vleselijke gemeenschap heeft gehad, althans ontuchtige handelingen heeft gepleegd met Hendrika X, hebbende hij alstoen aldaar opzettelijk ontuchtig zijn ontblo...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vrouwelijkheid

vrouwelijkheid - Zelfstandignaamwoord 1. het vrouw zijn Huilen was vroeger een teken van vrouwelijkheid. Woordherkomst afgeleid van vrouwelijk met het achtervoegsel -heid

2024-04-25
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

vrouwelijkheid

Vrouwelijk geslachtsorgaan. In deze betekenis reeds in de zestiende eeuw. Vgl. het Engelse ‘feminine gender’ en het tegenovergestelde: mannelijkheid*. Kon niet vermijden om een blik op haar vrouwelijkheid te werpen... Ben Borgart: De vuilnisroos. 1972 ‘Hij likte tot binnenin mijn...’ ze zocht koortsig naar een passende benaming, ‘mijn, no...

2024-04-25
Lesbotaal Lexicon Lesbiaans : lexicon van de lesbotaal

Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)

Vrouwelijkheid

Vrouwelijkheid - vagina. Sientje vertelde hem dat zij ‘gevangene op de grond lag en Engeltje Blaauwpaard haar vinger in de vrouwelijkheid van haar gevangen stak, deszelfs vinger bewoog, hetwelk omtrend een quartier geduurd heeft’. (Hekma e.a., 1989, bron 1795)vrouwen zonder man, eufemistische betiteling voor lesbiennes. In haar boek dui...

2024-04-25
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

vrouwelijkheid

vrouwelijkheid - vagina; zie ook de verbastering vrolijkheid. Dat buikje dat helemaal over der vrouwelijkheid heen hing, RvzR 151 [1972].

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vrouwelijkheid

v., 1. het vrouwelijk-zijn ; 2. schaamdelen der vrouw.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vrouwelijkheid

('vrouwɘlɘkheit) v. (...heden) 1. Eig. het vrouwelijk zijn. 2. Metn. vrouwelijke eigenaardigheid.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vrouwelijkheid

v., 1. het vrouwelijk-zijn; 2. de uitwendige geslachtsdelen van de vrouw.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten