vroom
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (vromer, -st), 1. (gew.) flink, kloek: een vroom paard; 2. (oudt.) dapper: Berg op Zoom, houd u vroom; 3. (vero.) deugdzaam: een vroom leven leiden; vroom handelen; wee ieder, die op Eva's dochtren bouwt! der vroomsten zelfs kleeft wat bedrieglijks aan (Staring); 4. godvruchtig: een vroom man; zij zijn erg vr...
Marc De Coster (2020-2025)
(1990+) (Vlaanderen, jeugd) gezegd van iemand die zich veel te stoer voordoet. • Wie in de late jaren 90, begin jaren 2000 een tiener was in de regio rond Turnhout, weet dat ‘graaf’, ‘show’ en ‘fak’ ¬termen waren die uitdrukten hoe fijn we iets vonden. Was je ‘vroom’, dan betekende dat niet d...
Wiktionary (2019)
vroom - Bijvoeglijk naamwoord 1. (religie) godsdienstig in opvatting en manier van leven Woordherkomst van het Middelnederlandse woord vrome Synoniemen godvruchtig
Muiswerk Educatief (2017)
vroom - bijvoeglijk naamwoord 1. wie erg godsdienstig is en dat ook laat blijken ♢ ze zijn daar erg vroom: ze gaan zondags twee keer naar de kerk 1. een vrome wens [die niet gauw in vervulling zal gaan]...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; vromer, -st: vroeger: dapper; thans: godvruchtig: een vrome ziel, zonder bedrog; vrome wensen, die niet in vervulling gaan.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: