vrijmoedig
vrijmoedig - Bijvoeglijk naamwoord 1. vrij in het uiten van het gemoed ♢ Ik vind hem een erg vrijmoedig persoon. Woordherkomst Samenstellende afleiding van vrij en gemoed met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
vrijmoedig - Bijvoeglijk naamwoord 1. vrij in het uiten van het gemoed ♢ Ik vind hem een erg vrijmoedig persoon. Woordherkomst Samenstellende afleiding van vrij en gemoed met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
vrijmoedig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: vrij-moe-dig 1. nergens door geremd ♢ Nymfa had een vrijmoedig gesprek met haar chef Bijvoeglijk naamwoord: vrij-moe-dig ... is vrijmoediger dan ... ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., frij(moedich); - spreken, (frij) út it boarst sprekke; (ronduit), rounút, frij-út, drystwei.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), vrij in het uiten van zijn gemoed, niet beschroomd : een vrijmoedige kerel; vrijmoedig spreken.
Jozef Verschueren (1930)
(vrij'moedɘch) bn. en bw. (-er, -st) niet bevreesd, onbeschaamd : een antwoord; spreken. Syn. vrijpostig.
J.H. van Dale (1898)
VRIJMOEDIG - bn. bw. (-er, -st), VRIJMOEDIGLIJK, bw. niet bevreesd, onbeschroomd : een vrijmoedige kerel; vrijmoedig spreken. VRIJMOEDIGHEID, v. onbeschroomdheid, rondborstigheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: