Wat is de betekenis van vrijlaten?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vrijlaten

vrijlaten - Werkwoord 1. (ov) toestaan om uit gevangenschap weg te gaan De Egyptische betogers zijn inmiddels weer vrijgelaten. Woordherkomst samenstelling van vrij en laten

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vrijlaten

vrijlaten - onregelmatig werkwoord uitspraak: vrij-la-ten 1. zorgen dat er niets vóór staat ♢ u moet de branddeur vrijlaten 2. iemand de vrijheid teruggeven ♢ na drie maanden werd de dief weer v...

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vrijlaten

(het vrij, heeft vrijgelaten), 1. de vrijheid geven (aan): een gevangene vrijlaten ; 2. niet binden, zelf laten kiezen of beslissen: ik laat u daarin vrij; 3.(w. g.) vrijstellen: iem. van iets vrijlaten ; 4. open laten, niet invullen : een hokje vrijlaten.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vrijlaten

liet vrij, heeft vrijgelaten: 1. de vrijheid geven aan: den gevangene vrijlaten; 2. verlof geven tot: iem. vrijlaten; iem. de handen vrijlaten, hem de vrije hand laten.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vrijlaten

(liet vrij, heeft vrijgelaten) 1. vrijheid geven : iemand te doen wat hij wil. 2. in vrijheid laten : iemand -. Tgst. gevangenzetten. 3. niet bezwaren : iemand van iets -.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vrijlaten

(liet vrij, heeft vrijgelaten), 1. de vrijheid geven (aan): een gevangene vrijlaten; 2. niet binden, zelf laten kiezen of beslissen: ik laat je daarin vrij; 3. openlaten: een plaats, een hokje vrijlaten.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VRIJLATEN

VRIJLATEN - (liet vrij, heeft vrijgelaten), de vrijheid geven (aan); een gevangene vrijlaten; — (fig.) verlof, vrijheid geven tot: ik laat u daarin vrij; — niet bezwaren: iem. van iets vrijlaten. VRIJLATING, v. (-en), het vrijlaten (in alle bet.).