Wat is de betekenis van vreemde?

2024-10-10
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-10
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vreemde

vreemde - Zelfstandignaamwoord 1. (m) iemand die niet bekend is, een onbekende Er zat een vreemde op zijn plek. 2. (n): (het) vreemde (land) in datief: In den vreemde.'' - in het buitenland. 3. (n): iets dat verbazing opwek...

2024-10-10
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vreemde

vreemde - zelfstandig naamwoord uitspraak: vreem-de 1. iemand die niet uit de stad, de streek of het land komt ♢ hij was een vreemde in de stad 1. dat heeft hij van geen vreemde [die karaktertrek z...

2024-10-10
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

vreemde

onbekende; buiteland.

2024-10-10
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vreemde

r., frjemdte; in de —, om utens, om fierrens; uit de —, om utens wei.

2024-10-10
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-10-10
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vreemde

I. gemeensl. (-n), 1. vreemdeling ; — persoon die niet in de streek bekend is ; 2. persoon die niet tot de familie behoort: vreemden hebben daar niet mee nodig; II. in de verb. in den vreemde, in vreemde streken, in het buitenland: in den vreemde verkeren, omdolen, zijn brood verdienen.

2024-10-10
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vreemde

(vre:mdə) I. vreemd (I 1a) 1. m. en v. (-n) Eig. vreemdeling. 2. m. Metn. vreemd land, buitenland, alleen met naar, in: naar den gaan; in den vertoeven. - II. m. en v. (—n), vreemd (I 2), vreemd, zonderling persoon. III. vreemd II 1. m. en v. (-n) onbekend persoon. 2. o. het onbekende; het -e van een omgeving.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-10
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vreemde

I. v./m. (-n), 1. vreemdeling; 2. niet-verwant: vreemden hebben daar niets mee te maken; ze hebben het van geen -, dat kenmerkt de hele familie; II. in den vreemde, in het buitenland.