voorzien; goed - zijn
Letterlijk: uitgerust zijn met alles wat men nodig heeft; figuurlijk ook in de zin van meer dan voldoende geld hebben. Hier evenwel: een fors geslachtsdeel hebben. Deze verbloemende uitdrukking werd al opgetekend aan het begin van de achttiende eeuw. Vermeld door Heestermans. Een synoniem is: goed geschapen*.