Wat is de betekenis van voorzetten?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

voorzetten

voorzetten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord voorzet voorzetten - Werkwoord 1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van voorzetten ♢... dat wij voorzetten ♢... dat jullie voorzetten ♢... dat zij voorzetten...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

voorzetten

voorzetten - regelmatig werkwoord uitspraak: voor-zet-ten 1. vooruit zetten ♢ je moet als eerste je rechterbeen voorzetten 2. iets aan de voorkant plaatsen ♢ ik moet de luiken nog even voorzette...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Voorzetten

v., foarsette.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Voorzetten

(zette voor, heeft voorgezet), 1. vooruitzetten : het rechterbeen voorzetten ; — (fig.) zijn beste beentje voorzetten, zijn uiterste best doen; 2. voor iets zetten ; de luiken voorzetten, voor de ramen zetten; — iem. iets voorzetten, het hem ter nuttiging aanbieden : men zette ons brood en vis voor ;...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

voorzetten

zette voor, heeft voorgezet; voor iem., iets plaatsen: wat zullen ze ons daar voorzetten, opdissen; zijn horloge voorzetten, vooruitzetten.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

voorzetten

('vo:r) (zette voor. heeft voorgezet) 1. ervóór zetten. 2. vooruitzetten. → been. 3. vóór het raam zetten : de horretjes -. 4. aanbieden : iets bij de maaltijd -.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Voorzetten

(zette voor, heeft voorgezet), 1. vooruitzetten: het rechterbeen voorzetten; (fig.) zijn beste beentje voorzetten, zijn uiterste best doen; 2. vóór iets zetten: de luiken voorzetten, voor de ramen zetten; iemand iets voorzetten, te eten aanbieden; 3. (een uurwerk) vooruit zetten; 4. (voetbal) een voorzet doen, vooruitzetten.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VOORZETTEN

VOORZETTEN - (zette voor, heeft voorgezet), voor (iets anders) zetten, vooruitzetten : het rechterbeen voorzetten ; — (fig.) zijn beste beentje voorzetten, zijn uiterste best doen; — de luiken voorzetten, voor de ramen zetten; — aanbieden: iets aan tafel voorzetten; — ten toon stellen.