Wat is de betekenis van voorzaat?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

voorzaat

voorzaat - Zelfstandignaamwoord 1. (familie) persoon waar men van afstamt Woordherkomst samenstelling van voor en zaat Synoniemen voorvader, voorouder Antoniemen nazaat Verwante begrippen stamvader

2024-03-29
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Voorzaat

Aan het woord voor-zaat koppelen we dadelijk het woord na-zaat. De eerste woorddelen, voor- en na-, zijn duidelijk. Zaat hangt samen met het werkwoord zitten en de oorspronkelijke betekenis is dus: hij die voor (na) iemand zit in de vervulling van een ambt, dus: voorganger (opvolger). Dan breidt zich de betekenis uit en gaat voorzaat betekenen: voo...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Voorzaat

s., foarsiet.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Voorzaat

m. (...zaten), voorvader, stamvader; ook coll.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

voorzaat

m. -zaten; voorvader, stamvader; zie nazaat.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

voorzaat

m.(...zaten) [→ landzaat] voor-,stamvader.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Voorzaat

m. (-zaten), voorvader, stamvader; ook coll.