Wat is de betekenis van voorlopig?

voorlopig - Bijvoeglijk naamwoord 1. tijdelijk in afwachting van iets definitiefs ♢ De voorlopige regering kwam er in afwachting van een volwaardige, waarin alle partijen zich konden vinden. Woordherkomst Samenstellende afleiding van voor en de stam van lopen met het achtervoegsel -i...

voorlopig - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord uitspraak: voor-lo-pig 1. wat aan het eigenlijke of definitieve voorafgaat, wat nog kan veranderen ♢ we nemen een voorlopig besluit, later volgt het definitieve 1. in de eerste tijd d...

bw., (meestal:) nu, tegenwoordig, de laatste tijd; nu en in het vervolg. Ik geloof dat het in orde is voorlopig. Ik hoop verder dat hij een prettige tijd hier zal hebben (Vianen 1972: 35). Voorlopig blijft hij in de stad (mond.) = Tegenwoordig woont hij in Paramaribo. Deze aanbieding gaat voorlopig tot eind juli (adv. in krant 1969) = Deze aanbiedi...

voorafgaande; tydelik, vereers.

adj., foarriedich; adv., to’n earsten, yn earsten, yn it earstoan, foarearst, foarhâns.

...

bn. bw., 1. aan het eigenlijke of definitieve voorafgaande, geschiedende in afwachting van iets meer bepaalds, meer beslists: de voorlopige werkzaamheden ; voorlopige mededelingen, berichten ; voorlopige aankondiging, van een verkoping b.v.; — voorlopige factuur, factuur die de verkoper indient na aflading van de verzonde...

bn., bw.; voorafgaand; voorshands, in afwachting van iets anders: een voorlopig contract, een voorlopige aankondiging; de voorlopige regering, die nl. nog niet vast is; alles blijft voorlopig zoals het is, voorshands, vooreerst.

(vo:r'lo:pəch) bn. en bw. 1. voorafgaand : de -e werkzaamheden. 2. eerste : de -e berichten. 3. tijdelijk, vooreerst : een -e regering; alles blijft zoals het is. Syn. ➝ voorbaat (bij).