voorloper
voorloper - Zelfstandignaamwoord 1. iets wat of iemand die eerder was 2. een type schaaf die gebruikt wordt voor houtbewerking Woordherkomst Naamwoord van handeling van voorlopen met het achtervoegsel -er
Wiktionary (2019)
voorloper - Zelfstandignaamwoord 1. iets wat of iemand die eerder was 2. een type schaaf die gebruikt wordt voor houtbewerking Woordherkomst Naamwoord van handeling van voorlopen met het achtervoegsel -er
Muiswerk Educatief (2017)
voorloper - zelfstandig naamwoord uitspraak: voor-lo-per 1. iemand die een bepaalde ontwikkeling aankondigt ♢ Rietveld was de voorloper van de moderne architectuur Zelfstandig naamwoord: voor-lo-per de voorloper...
Getty Research Institute (1990)
voorloper - Bankschaven met een licht gebogen beitel, die worden gebruikt om de vlakke oppervlakken van ruwe planken te effenen.
J. van Donselaar (1936)
(de, -s), (ook:) eerste bediener der begrafenissen, uitvaartleider. De dragers zijn er al. Ze wachten op de voorloper (Hijlaard 120). - Etym.: Deze functionaris loopt voor de baar. - Syn. krepsi.
Veerman (1954)
(bosb.) (1) Oudere exemplaren van de hoofdhoutsoort, die vooral in natuurlijke verjongingen reeds vóór de eigenlijke verjonging uit een vroegere zaadval zijn voortgekomen en in de verjonging zijn aangehouden. (2) Evenoude, doch sneller en forser gegroeide exemplaren in een aanplant, z.g. protsen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: