Wat is de betekenis van voorlezen?

voorlezen - Werkwoord 1. (ditr) hardop een tekst lezen ten aanhoren van anderen ♢ Zijn moeder las hem voor het slapen gaan altijd een verhaaltje voor. Woordherkomst samenstelling van voor(bijwoord) en lezen(werkwoord) Verwante begrippen declameren, voordragen

voorlezen - onregelmatig werkwoord uitspraak: voor-le-zen 1. hardop lezen ♢ iedere avond moest vader een verhaaltje voorlezen Onregelmatig werkwoord: voor-le-zen ik lees voor (... ik voorlees) ...

Verhalende vorm van inleiden in met een tekst.

v., foarlêze, tofoare(n)lêze.

(las voor, heeft voorgelezen), 1. lezen voor of ten aanhoren van een ander: iem. een brief, de krant voorlezen; — ook zonder dat. en ook abs.: een verhaal voorlezen ; vader leest voor; 2. (Zuidn.) voorbidden.

las voor, heeft voorgelezen; 1. lezen ten aanhoren van een ander: een verhaal voorlezen, een boek voorlezen; 2. Z.-N. voorbidden: Z.-N. de koster las voor.

('vo:r) (las voor, heeft voorgelezen) lezen ten aanhoren van een ander : een brief -. ➝ kapittel (I 3).

VOORLEZEN - (las voor, heeft voorgelezen), lezen voor of ten aanhooren van een ander : iem. een brief, de krant voorlezen. VOORLEZING, v. (-en), het voorlezen; het voorgelezene; voordracht: voorlezingen houden.