Wat is de betekenis van voordoen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

voordoen

voordoen - Werkwoord 1. (ov) bij wijze van voorbeeld laten zien hoe iets gedaan hoort te worden Hij had het enige keren voorgedaan, maar ze kreeg het niet voor elkaar. 2. (refl) zich ~: komen te gebeuren, zich aandienen Wat er zich daar heeft voorgeda...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

voordoen

voordoen - onregelmatig werkwoord uitspraak: voor-doen 1. doen om aan anderen te laten zien hoe het moet ♢ kijk goed, ik doe het maar één keer voor! 2. (zich voordoen) plaatsvinden, er zijn ♢ zo...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

voordoen

voorgedoen, laat deurgaan vir; plaasvind; hom aanbied.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Voordoen

v., foardwaen; zich —, jin foar-, opdwaen.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Voordoen

(deed voor, heeft voorgedaan), 1. doen als voorbeeld voor anderen: iem. iets voordoen; de gymnastiek onderwijzer deed de oefening voor; 2. voor het lichaam bevestigen, omdoen, voorbinden: een schort voordoen ; een kind een slabbe voordoen ; 3. tonen, uitstallen : goed voorgedaan is half verkocht; 4. zich voo...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

voordoen

deed voor, h. voorgedaan (1 doen als voorbeeld voor anderen; 2 voorbinden, aandoen, omdoen; 3 uitstallen, etaleren): 1. de kinderen leren ook van voordoen in de school; 2. een servet voordoen, een schoon schortje voordoen; 3. goed voorgedaan is half verkocht, goed uitgestalde artikelen trekken spoedig kopers; zich voordoen (1 z. tonen of vertonen;...

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

voordoen

('vo:r) (deed voor, heeft voorgedaan) I. 1. vroeger doen. 2. voorbinden, voorspelden : een servet -. Syn. →: aandoen. 3. doen als voorbeeld voor anderen : de kinderen leren ook van -; iemand iets -. 4. vertonen, uitstallen : goed voorgedaan is half verkocht. II. zich 1. zich voorstellen : hij kan zich netjes -. 2. zich laten door...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Voordoen

(deed voor, heeft voorgedaan), 1. doen als voorbeeld voor anderen: iemand iets voordoen; 2. voorbinden: een schort voordoen; 3. zich voordoen als, zich laten doorgaan voor: hij weet zich goed voor te doen, een gunstige indruk te wekken; 4. zich voordoen, optreden: de gelegenheid doet zich nu voor.