voor
(17e eeuw, vero.) (plat) vrouwelijk geslachtsdeel. Betekent eigenlijk: ploegsnede. Vermeld in het WNT. Vgl. gleuf*; spleet*. • Mydunkt dat zigde Bruid, door mijn gesnap, ontstelt, En beeter kooren weet om in heur voor te zaayen. Heer Bruidegom, vaarwel, en laat u Kraayer, kraayen, ... (D'uitsteekenste digt-kunstige werkken, door Jan Zoet, Ams...