Wat is de betekenis van volle bak?

2025-03-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

volle bak

(1906) (Vlaanderen) veel volk; gezegd van gebouw dat vol zit met mensen. • 't Was daar vollen bak, 't was er vol volk. Ik kost in de kamer nie' meer in, 't was er vollen bak. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Aanhangsel. 1906) • Stafken ook zou nu dra slijper en heer worden, want het reg...

2025-03-18
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

volle bak

volle bak: wijst op een maximale krachtinspanning; Volle bak (2007) is ook de titel van een boek over Michael Boogerd van de hand van Gerard Marlet. Het beschrijft onder meer in geuren en kleuren hoe Boogerd in 2002 in de zestiende etappe als eerste op La Plagne finishte; hij moest daar inderdaad 'volle bak' gaan om een klepper als Armstrong achter...

2025-03-18
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

volle bak

SP - tot het uiterste, voluit: volle bak gaan, alles geven. • Michael Boogerd: ‘Erik van kop af, ik schuif door, hij neemt weer over. Dat is door Erik Dekker en de ploegleiding later opgevat als zou ik tegen de ploegorders in volle hak mee zijn blijven rijden. Ik blijf erbij: ik heb absoluut niet volle bak gereden.’ (SCHOB)

2025-03-18
Marc De Coster

Marc de Coster (2007)

Volle bak

Volle bak - uitverkocht huis, uitverkochte voorstelling. Vgl. Eng. baskets are in, full house.