Wat is de betekenis van Volk?

2025-02-15
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press

2025-02-15
Winkler Prins Studie

UNIEBOEK | HET SPECTRUM (2024)

2025-02-15
Winkler Prins Junior

Winkler Prins Encyclopedie

2025-02-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-02-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

volk

(1903) (Vlaanderen, euf.) ongedierte. Vgl. bondgenoten*; (lichte) cavalerie*; familie*; huisdieren*; kinnef*; ongemak*; verwanten*. • Volk, Ongedierte. Hij hee' ze' volk bij, zegt men schertsend van iemand die ongedierte aan 't lijf heeft. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1903)

2025-02-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

volk

volk - Zelfstandignaamwoord 1. een groep mensen die een aantal dingen gemeenschappelijk hebben, zoals afstamming, taal, gewoontes of overlevering 2. de inwoners van een land Het Franse volk steunt zijn president. 3. de lagere klassen 4. een aantal mensen 5. een groep insecten die in hetzel...

2025-02-15
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Volk

Het uitverkoren volk, naam voor het joodse volk; (fig.) volk dat zichzelf als door God uitverkoren beschouwt. In de bijbel wordt het volk van Israël beschreven als het door God uitverkoren volk, het volk dat Hij uitgekozen heeft om Hem te dienen en om zijn goddelijke leiding te ontvangen: ‘Het gedierte des velds zal Mij eren, jakhalzen en struisen,...

2025-02-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

volk

volk - zelfstandig naamwoord 1. groot aantal mensen bij elkaar ♢ er was veel volk op straat 1. het gewone volk [de gewone mensen] 2. grote groep mensen die samen in een land...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-02-15
Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Volk

Patroniem in onverbogen vorm bij een verkorte Germaanse naam met Volk-, zoals Folko/Fulco uit samengestelde namen als Volker(t)/Folker(t) (< Volk-hard), Volk-bert (vgl. Volpert, Vollebregt), Volk-win, Volkerijk, enz.