Wat is de betekenis van vloeibaar?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vloeibaar

vloeibaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. (thermodynamica) in staat te vloeien, gezegd van de aggregatietoestand van stoffen die niet vast en niet gasvormig zijn Water is bij kamertemperatuur vloeibaar. Woordherkomst Naamwoord van handeling van vloeien met het achtervoegsel -baar Ve...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vloeibaar

vloeibaar - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: vloei-baar 1. wat kan stromen, wat niet vast is ♢ olie is een vloeibare stof Bijvoeglijk naamwoord: vloei-baar ... is vloeibaarder dan ... he...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vloeibaar

adj., floeiber; zeer —, tin.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vloeibaar

bn. (-der, -st), kunnende vloeien, gezegd van de aggregatietoestand van stoffen welker moleculen zo weinig sameiiliangen dat zij dadelijk de vorm aannemen van het vat waarin zij gebracht worden : vloeibare spijzen (pap, soep); dun, dik of taai vloeibaar; metalen worden vloeibaar door sterke verhitting; alle gassen kunnen vlo...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vloeibaar

bn.; vloeibaarder, vloeibaarst (kunnende vloeien): kwik is in ons klimaat vloeibaar; vloeibaar maken, vloeibaar worden.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vloeibaar

('vloeiba:r) bn. (-der, -st) kunnende vloeien : kwik is -. Syn. dun.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vloeibaar

bn. (-der, -st), kunnende vloeien, niet vast of gasvormig: goed, dun, dik of taai vloeibaar.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VLOEIBAAR

VLOEIBAAR - bn. (-der, -st), vatbaar, geschikt om te vloeien: water en lucht zijn vloeibaar; iets vloeibaar maken, smelten, verdunnen, oplossen; vloeiend. VLOEIBAARHEID, v.