vlerk
1) (16e eeuw) (inf.) arm; hand. Reeds in het Geuzenliedboek (1573). • Het woord vlerk zelf wordt evenzoo in platte taal voor hand gebruikt. Ook Kil. kent het woord vleke, en wel in de bet. vlinder, ook al weer dus genoemd naar de fladderende beweging. (Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 4. 1884) • Men behoeft gee...