Wat is de betekenis van vleien?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vleien

vleien - Werkwoord 1. (ov) (onoprechte) complimenten geven, meestal om bij iemand in de gunst te komen Hij werd door velen gevleid, maar het scheen hen koud te laten. 2. (sport)(verouderd) ketsen, een steentje met een afgeplatte vorm scherend over een wateroppervlak gooien zodat het zo vaa...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vleien

vleien - regelmatig werkwoord uitspraak: vlei-en 1. overdreven vriendelijk of lief doen ♢ ze vleide hem om haar zin te krijgen 1. vleiende woorden [die je een prettig gevoel geven] ...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vleien

v., flaeije, flaeibekje, bek(je)flaeije, fla(e)ikje, troaije, troaikje, ljuentsje, moaiprate, kaerdzje, sjerpslikje, -strike, panstrike; iem. —, immen mei huning om ’e mûle smarre; ergens om, earne om frije.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vleien

(vleide, heeft gevleid), 1. iem. dingen zeggen die hem aangenaam zijn of tot lof strekken, doch die overdreven of ook onwaar zijn, naar de mond praten : vorsten vleien ; iem. om zijn geld vleien ; — iem. een schone verwachting geven : zeg mij, zonder vleien, wat gij van de zaak denkt; — om iets vleien, door l...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vleien

vleide, h. gevleid (naar de mond praten, flemen, laf prijzen, pluimstrijken, flikflooien); vorsten, zijn meerderen zegsw. de spiegel vleit niet; zich vleien met iets, een te hoge verwachting hebben van; zich vleien met een benoeming; zich gevleid voelen door.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vleien

(vleide, heeft gevleid) 1. overdreven prijzen, naar de mond praten: iemand om wat te bekomen. Syn. ➝ aanhalen. 2. schoner maken, afschilderen: de spiegel vleit niet; een gevleid portret. 3. een schone verwachting geven: zeg mij, zonder -, wat u er van meent. 4. aangenaam aandoen: dat vleit de zinnen. 5. zich -, zichzelf hoop geven op iets: zich...

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vleien

(vleide, heeft gevleid), 1. iemand naar de mond praten; 2. schoner maken dan in werkelijkheid: de spiegel vleit niet; 3. aangenaam aandoen: zich door een benoeming gevleid voelen; 4. zichzelf hoop geven op iets: ik vlei me met een gunstig antwoord; 5. aanhalig zijn jegens: vleiend sloeg zij de arm om hem heen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Vleien

van den Germ. wt. fleh, flaih = vleien.