vlecht
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), 1. wat gevlochten is, bep. tot een streng gevlochten hoofdhaar: een vlecht breien, opsteken, losmaken', 2. trens, mat; 3. (ontl.) bloedvat of zenuw die zich als vlechtwerk uitbreidt. VLECHT JE, o. (-s).
Muiswerk Educatief (2017)
vlecht - zelfstandig naamwoord 1. streng gevlochten haar ♢ Maroussia droeg een vlecht in het haar Zelfstandig naamwoord: vlecht de vlecht de vlechten het vlechtje
Fink (1998)
Wie in een droom een vlecht maakt, is gehecht aan achterhaalde zaken; verzet zich tegen de vooruitgang, maar kan deze natuurlijk niet tegenhouden. (Zie ook ‘Haren’).
M. J. Koenen's (1937)
v. vlechten (gevlochten haar, tres, haarvlecht): wat mooie vlechten, haartressen; de vlechten losmaken.
Jozef Verschueren (1930)
v. (-en) I. Eig. 1. Algm. wat gevlochten is: een breien, opsteken, losmaken. 2. Inz. a. gevlochten haarlok, b. gevlochten mat. II. Metf. vlechtvormig bloedvat.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (-en), streng gevlochten hoofdhaar: een vlecht breien; (anatomie) plexus, kluwen van zenuwen, aderen of lymfvaten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: