visdiefje
...
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), vogeltje (Sterna hirundo), tot de groep der zeezwaluwen, familie der meeuwen behorende, dat de grootte heeft van een kauwtje en in alle landen van Europa langs de binnenwateren gevonden wordt.
Muiswerk Educatief (2017)
visdiefje - zelfstandig naamwoord uitspraak: vis-dief-je 1. soort kleine meeuw ♢ het visdiefje dook omlaag en ving een vis Zelfstandig naamwoord: vis-dief-je het visdiefje de visdiefjes...
Lize Stilma (1961)
Het visdiefje is slank, wit, heeft een rood-zwarte snavel, rode poten en zo vliegt hij boven het water.
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
(Fr. : wytstirns, skotstirns, fiskefanger). Meest voorkomende stemsoort. Zomervogel, die in kleine of grote kolonies in het binnenland, langs de kust en op de eilanden broedt (Mokkebank, Makkumerwaard, Noordfr. kust enz.). Komt in steden boven grachten vissen.
Winkler Prins (1949)
(Sterna hirundo), rivierzwaluw, starre, splitstaart, vogel beh. tot de Meeuwen; dunne snavel, lage rode poten. Aan onze kust van Maart-Aug., voedt zich met kleine visjes of insecten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: