vijandig
vijandig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: vij-an-dig 1. als van een vijand ♢ Ingrid heeft een vijandige houding tegenover haar broer Bijvoeglijk naamwoord: vij-an-dig ... is vijandiger dan ... ...
Muiswerk Educatief (2017)
vijandig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: vij-an-dig 1. als van een vijand ♢ Ingrid heeft een vijandige houding tegenover haar broer Bijvoeglijk naamwoord: vij-an-dig ... is vijandiger dan ... ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., fijannich, hatich, tsjinnich; iem., iets — gezind zijn, immen, eat fijân, fijannich wêze.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), met vijandschap bezield, als vijand : iem. vijandig (gezind) zijn ; vijandig tegenover iets staan.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (vijandschap toedragende): iem. vijandig (gezind) zijn, iem. vijandig tegenover zich zien; vijandig staan tegenover iem.
Jozef Verschueren (1930)
(vij’andəch) bn. en bw. (-er, -st) vijandschap toedragend, hatend : iemand (gezind) zijn; iemand tegenover zich zien; staan tegenover iemand.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), vijandschap tonend jegens: vijandig gestemd; zelfst.: er klonk iets vijandigs in zijn stem; vijandig tegenover iets staan.
J.H. van Dale (1898)
VIJANDIG - bn. bw. (-er, -st), haatdragend, met vijandschap bezield: iem. vijandig (gezind) zijn. VIJANDIGHEID, v. (...heden).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: