Wat is de betekenis van vijandig?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vijandig

vijandig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: vij-an-dig 1. als van een vijand ♢ Ingrid heeft een vijandige houding tegenover haar broer Bijvoeglijk naamwoord: vij-an-dig ... is vijandiger dan ... ...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vijandig

adj. & adv., fijannich, hatich, tsjinnich; iem., ietsgezind zijn, immen, eat fijân, fijannich wêze.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vijandig

bn. bw. (-er, -st), met vijandschap bezield, als vijand : iem. vijandig (gezind) zijn ; vijandig tegenover iets staan.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vijandig

bn., bw. (vijandschap toedragende): iem. vijandig (gezind) zijn, iem. vijandig tegenover zich zien; vijandig staan tegenover iem.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vijandig

(vij’andəch) bn. en bw. (-er, -st) vijandschap toedragend, hatend : iemand (gezind) zijn; iemand tegenover zich zien; staan tegenover iemand.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vijandig

bn. en bw. (-er, -st), vijandschap tonend jegens: vijandig gestemd; zelfst.: er klonk iets vijandigs in zijn stem; vijandig tegenover iets staan.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VIJANDIG

VIJANDIG - bn. bw. (-er, -st), haatdragend, met vijandschap bezield: iem. vijandig (gezind) zijn. VIJANDIGHEID, v. (...heden).