Wat is de betekenis van vierde?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vierde

vierde - Rangtelwoord 1. nummer vier in een rij Op de vierde verdieping. 2. gedeeld door vier Een vierde wordt ook wel een kwart genoemd. vierde - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van vieren ♢Ik vier...

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vierde

vierde - telwoord uitspraak: vier-de 1. wie of wat als nummer vier komt ♢ ik was vierde bij die wedstrijd Telwoord: vier-de

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vierde

num., fjirde; — deel, fearn (it) fjirdepart (it); voor een —, fearns; ten —, fjird.

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vierde

I. bn., rangtelw., komende na de of het derde: zijn vierde kind ; de vierde dimensie ; — zelfst.: het is heden de vierde, t.w.die dag der lopende maand : Hendrik de Vierde (van deze naam); de zoon van Hendrik de(n) Vierde(n); de vierde penning, 25 ten honderd; — vierde ziekte, besmettelijke ziekte die enigszins op r...

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vierde

1. telw. ranggetal, zelfst. en bijvoeglijk: de vierde dag; de vierde van zijn klas; 2. telw. verdelingsgetal; ten vierde; het vierde (deel).

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vierde

('vi:rdə) I. ranggetal : het is heden de der maand; Hendrik de -; ten -, in de vierde plaats. II. znw. 1. o. (-n) vierde gedeelte, kwart. 2. v. (-n, -s) vierde klasse. 3. m. (-n, -s) vier opeenvolgende kaarten.

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vierde

1. rangtelw., komend na de of het derde: zijn kind; de man (bij kaartspelen): Hendrik de Vierde; zelfst.: het is vandaag de vierde, nl. die dag van de lopende maand; ten vierde, in de vierde plaats; 2. verdelingsgetal, elk van de vier gelijke delen waarin iets verdeeld is of kan worden: drie drievierden.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VIERDE

VIERDE - bn. (ranggetal); het is heden de vierde (dag der maand); Hendrik de Vierde (van dezen naam); de zoon van Hendrik den Vierden; het vierde deel (van een geheel), kwart: de vierde penning, 25 ten honderd; — ten vierde, in de vierde plaats; — een vierde, opeenvolging van vier kaarten van dezelfde kleur; —, o. kwart, vierde...