vierde
vierde - Rangtelwoord 1. nummer vier in een rij ♢ Op de vierde verdieping. 2. gedeeld door vier ♢ Een vierde wordt ook wel een kwart genoemd. vierde - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van vieren ♢Ik vier...
Nederlandstalige WikiWoordenboek
vierde - Rangtelwoord 1. nummer vier in een rij ♢ Op de vierde verdieping. 2. gedeeld door vier ♢ Een vierde wordt ook wel een kwart genoemd. vierde - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van vieren ♢Ik vier...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
vierde - telwoord uitspraak: vier-de 1. wie of wat als nummer vier komt ♢ ik was vierde bij die wedstrijd Telwoord: vier-de
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
1. rangtelw., komend na de of het derde: zijn kind; de man (bij kaartspelen): Hendrik de Vierde; zelfst.: het is vandaag de -, nl. die dag van de lopende maand; ten -, in de vierde plaats; 2. verdelingsgetal, elk van de vier gelijke delen waarin iets verdeeld is of kan worden: drie drie vierden.
Nederlands woordenboek (7e druk)
I. bn., rangtelw., komende na de of het derde: zijn vierde kind ; de vierde dimensie ; — zelfst.: het is heden de vierde, t.w.die dag der lopende maand : Hendrik de Vierde (van deze naam); de zoon van Hendrik de(n) Vierde(n); de vierde penning, 25 ten honderd; — vierde ziekte, besmettelijke ziekte die enigszins op r...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
VIERDE - bn. (ranggetal); het is heden de vierde (dag der maand); Hendrik de Vierde (van dezen naam); de zoon van Hendrik den Vierden; het vierde deel (van een geheel), kwart: de vierde penning, 25 ten honderd; — ten vierde, in de vierde plaats; — een vierde, opeenvolging van vier kaarten van dezelfde kleur; —, o. kwart, vierde...
Gerelateerde zoekopdrachten