Wat is de betekenis van verzadigen?

verzadigen - Werkwoord 1. (ov) tot bevrediging voeren, geheel aan een behoefte voldoen ♢ Het leven verzadigt de mens, net als goed eten. 2. ergatief tot de grens bereikt is toenemen ♢ De markt is nu echt wel verzadigd. Woordherkomst afgelei...

verzadigen - regelmatig werkwoord uitspraak: ver-za-di-gen 1. ervoor zorgen dat je niet meer naar méér van iets verlangt ♢ de wandelaars hadden veel trek, ze waren niet te verzadigen 2. ergens helemaal van laten doortrekken...

De maximale hoeveelheid van een stof oplossen in water.

v., (for)sêdzje; snel —, stopje; (van spijzen), oansêdzje.

(verzadigde, heeft verzadigd), eig. zat maken ; 1. naar begeerte, ten volle voeden : tussen de twee avonden zult gij vlees eten, en aan den morgen zult gij met brood verzadigd worden (Exod. 16 : 12): zij aten allen, en werden verzadigd (Matth. 14 : 20); de maag verzadigen, haar zoveel geven als zij behoeft; hij was niet te verzadigen...

verzadigde, h. verzadigd (verzaden): met waterdamp verzadigde lucht; refl. zich verzadigen.

(verzadigde, heeft verzadigd) [zat, genoeg] 1. volop spijs geven : de maag -. 2. de honger stillen. 3. Scheik. zoveel vaste bestanddelen bij een vocht doen als mogelijk is, satureren : vochten ; verzadigde oplossingen.

(verzadigde, heeft verzadigd), ten volle voeden: de maag verzadigen, zijn honger geheel stillen;(fig.) aan een begeerte ten volle voldoen: zijn eerzucht is niet te verzadigen;(natuurkunde) een oplossing verzadigen, er zoveel vaste delen in oplossen als mogelijk is.

...