verwijt
verwijt - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van verwijten 2. gebiedenwijs van verwijten
Wiktionary (2019)
verwijt - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van verwijten 2. gebiedenwijs van verwijten
Fa. A.J. Osinga (1952)
s.n., forwyt (it), forwiting; scherp —, feech; scherp en onheus —, snuter, snútslach, snútbokken.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-en), het aan iem. voorhouden van iets als een schuld, een tekortkoming : iem. verwijten doen ; hij kwam met allerlei verwijten ; — zich ergens een verwijt van maken, het zich verwijten ; — ons treft geen verwijt, wij zijn er niet schuldig aan.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: