Wat is de betekenis van verwanten?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

verwanten

(1937) (Barg.) luizen; ongedierte. • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • Ga maar mee. 't Is in Het Vliegende Paard, vlak bij de Beestenmarkt, 't Is er tenminste zuiver en dat is een groot voordeel, want dat zijn al die slaapsteeën niet. En verwanten, daar ben ik bang voor. (J.A. Visscher: Schooier waar ga jij naar toe? 1939)...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

verwanten

verwanten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verwant Woordherkomst afgeleid van want (stam van het werkwoord wanten) met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en