Vertrekken
(vertrok, heeft en is vertrokken), 1. (w. g.) anders trekken, trekkende van plaats doen veranderen : vertrek de tafel iets; — 2. een andere uitdrukking, een andere (inz. dan de gewone) stand doen aannemen : de mond tot lachen, tot een grijns vertrekken; het gezicht vertrekken ; het lachje, dat weer schalks haar mond vertrok (Sta...