Vertrek
o., 1. het vertrekken, afreis : na, voor uw vertrek ; hij staat op (zijn) vertrek, zal zo dadelijk vertrekken ; overhaast, onverwacht vertrek ; 2. verhuizing : bij vertrek uit de gemeente ; 3.(-ken), elk der ruimten in een voor bewoning bestemd gebouw (het begrip is ruimer dan—, maar wordt in schrijfstijl vaak gebruikt voor kamer): ...