vernikkelen
1) (1935) (inf.) veel kou lijden; verkleumen; blauwbekken. Syn.: vertinnen*. In soldatentaal: ijsblokjes* pissen. Zie ook: 'ribbels* op de bibbels' en 'sluitspierenweer'. • Ak sting te vernikkele van de pijn in me schoere, bekant niet meer overend kon komme van de strammigheid, lachte de knechs me uit... (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaa...