verloenenaar
(1946) (Barg.) bedrieger, verrader. Kijk ook onder loenenaar*. • Rot op, vuile mensengraaiers, er is hier niks te melogemen. Lelijke, vuile verloenenaars! (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946) • (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)