Wat is de betekenis van verlegen?

verlegen - Bijvoeglijk naamwoord 1. onzeker tegenover anderen ♢ Waarom ben jij toch zo'n verlegen jongen? Dat is toch helemaal niet nodig. verlegen - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van verliggen Woordherkomst voltooid deelwoord van verliggen maar met een klinkerwisse...

verlegen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ver-le-gen 1. onzeker tegenover anderen ♢ ze was zo verlegen dat ze niets durfde te zeggen Algemene uitdrukkingen: 1. ik ben er verlegen mee [ik...

1. (ver)leggen; volleggen; versperren; uitgeven (e. boek); das Fest tsi auf den Sonntag verlegt, het feest is tot Zondag uitgesteld; ich hatte das Heft verlegt, het schrift was bij mij zoekgeraakt; ein Kabel verlegen , (ook:) een kabel leggen; einem den Weg verlegen, iem. de weg versperren; sich auf etwas verlegen, zich op iets toeleggen. 2. verleg...

...

bn. bw., (-er, -st,meer—, meest—), 1. door lang liggen bedorven, zijn smaak, kracht, samenhang verloren hebbend (inz. van gewreven goederen); — (zeew'.) verlegen weer, zeer boos weer (op zee); 2. (als karaktereigenschap) in tegenwoordigheid van anderen zich niet vrij gevoelend en zich niet vrij durvende uiten, niet fl...

I. bn, (bedorven door lang liggen): verlegen wijn, verlegen koopwaren. II. bn., bw. (bedeesd, beschroomd): zij is wat verlegen; verlegen kijken; ergens om verlegen zijn, iets nodig hebben; niet om een antwoord gevat; verlegen met zijn persoon zijn; iem. verlegen maken.

(door liggen verworden] 1. bn. te lang gelegen, door lang liggen bedorven: wijn, zijde. 2. bn. en bw. (-er, -st) door vreesachtigheid niet weten hoe zich te gedragen: een meisje; ergens om zijn, er behoefte aan hebben. ➝ antwoord, houding, persoon. Syn. ➝ angstvallig.

...

Verlegen - door liggen bedorven.