Wat is de betekenis van verleden?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

verleden

verleden - Zelfstandignaamwoord 1. de voorafgaande tijd, dat wat voorbij is In het verleden. verleden - Bijvoeglijk naamwoord 1. voorbij Verleden week. verleden - Werkwoord 1. meervoud verleden tijd van verlijden ...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

verleden

verleden - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord uitspraak: ver-le-den 1. wat voorbij is in de tijd ♢ verleden week heb ik een fiets gekocht 1. verleden week [in de afgelopen week]...

2024-04-19
Jargon & Slang van Prostituees en pooiers

Marc De Coster (2017)

Verleden

Verleden - een verleden hebben: gezegd van een vrouw die vroeger prostituée is geweest.

2024-04-19
Geschiedenis & Samenleving

Cees van der Kooij & Marjan de Groot-Reuvekamp (2009)

verleden

Alles wat zich voor het heden heeft afgespeeld.

2024-04-19
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Verleden

een - hebben op seksueel gebied nogal losse relaties gehad hebben. Eufemistische uitdr.

2024-04-19
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

verleden

bw., laatst, onlangs. De motor is al zo oud en ze hebben er geen onderdelen meer voor. Ik heb verleden de laatste belt( ) bij Surmac gekocht (B. Ooft 1969:34). - Etym.: In AN veroud.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Verleden

1. s.n., forline (it), foarige (it) foarhinne (it). 2. adj., forliden, forline, forgongen; — tijd, doetiid. verlegen adj., forlegen, skruten, skrutel, bleu, blea.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Verleden

(verleedde, heeft verleed), ook VERLEEN, (veroud.. Zuidn.) verdrieten, vervelen; — dat gekijf verleedt mij, staatmij tegen.