verknollen
1) (1612) (inf.) bederven; verknoeien. Knol: iets van geringe waarde. • ‘Maar wees toch verstandig,’ hernam de ander, ‘wil je nu alles verknollen...? kom, 't is met dat slag van volk niet te gekscheren; ze plakken je maar. (J.J. Cremer: Daniël Sils. 1856) • Alleen één ding: zorg dat Olivier niets te w...