Wat is de betekenis van verknocht?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

verknocht

verknocht - Bijvoeglijk naamwoord 1. verknocht zijn aan:gehecht zijn aan Mijn oudste dochter is zeer verknocht aan haar beer. Synoniemen gebonden aan Verwante begrippen liefhebbend, toegedaan, toegenegen

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Verknocht

adj., forknotte, forboun, sib.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Verknocht

bn., innig gehecht aan. zich verbonden voelend met: aan iem. verknocht zijn; een verknochte dienaar.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

verknocht

bn. (zeer of innig gehecht aan): verknocht aan; een verknocht aanhanger.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

verknocht

bn. en bw. [verknopen] 1. Eig. fysisch verbonden: de ziel aan ’t vlees. 2. Metf. innig gehecht: een dienaar. Syn. ➝ gehecht.

2024-04-20
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Verknocht

van verknoopen = verbinden (zooals verkocht van verkoopen). Bijv. Hugo de Groot spreekt van; „welverknochte verzen” ; ook schreef men: „In zijn neusdoek heeft hij dese schat geknocht”.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Verknocht

bn., 1. innig gehecht aan: aan iemand verknocht zijn; 2. (recht) connex, met elkaar verband houdend.

2024-04-20
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Verknocht

verl. deelw. van verknoopen = verbinden; vgl. verkocht, van verkoopen. Bij H. de Groot ook „welverknochte verzen” (goedgebonden, goed samenhangende, degelijke). Vgl.: „In zijn neusdoek heeft hij dese schat geknocht.”

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)