verblijfplaats
verblijfplaats - Zelfstandignaamwoord 1. een plaats waar men, al dan niet noodgedwongen, verblijft Woordherkomst samenstelling van verblijf(werkwoord) en plaats
Wiktionary (2019)
verblijfplaats - Zelfstandignaamwoord 1. een plaats waar men, al dan niet noodgedwongen, verblijft Woordherkomst samenstelling van verblijf(werkwoord) en plaats
Muiswerk Educatief (2017)
verblijfplaats - zelfstandig naamwoord uitspraak: ver-blijf-plaats 1. plaats waar iemand is ♢ zijn verblijfplaats is ons onbekend 1. geen vaste woon- of verblijfplaats hebben [nergens wonen]...
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), plaats van verblijf of oponthoud: een tijdelijke verblijfplaats; (soms ook) woonplaats.
Dr. L. Brouwers (1928)
Naamwoord: verblijfplaats, vertoefplaats, rustplaats, pleisterplaats, dagverblijf, nachtverblijf, zetel, hoofdzetel, sedes, nachtkwartier, asiel (asyl), nachtasiel, nachtleger, logement, herenlogement, logies, herberg, jeugdherberg, hotel, venta, woonplaats, onderdak, intrek, residentie, home, huizing, behuizing, heim, haardstede, woonst (Zn...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: