Wat is de betekenis van verbeus?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

verbeus

verbeus - Bijvoeglijk naamwoord 1. met groot omhaal van woorden, omslachtig geformuleerd, (te) woordenrijk Zijn verbeuze betogen hangen me de keel uit.

2024-04-16
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Verbeus

[Fr. verbeux, van Lat. verbosus] woordenrijk, breedsprakig.

2024-04-16
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Verbeus

breedvoerig

2024-04-16
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Verbeus

woordenrijk; wijdlopig

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Verbeus

(<Fr.), bn., woordenrijk, wijdlopig, omslachtig.

2024-04-16
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

verbeus

woordenrijk: wijdlopig-, breedvoerig.

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

verbeus

(vər'beus) bn. (...beuze) en bw. [Fr. < Lat. verbum, woord] wijdlopig, omslachtig.

2024-04-16
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

verbeus

verbeus - woordenrijk; wijdloopig.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VERBEUS

VERBEUS - bn. woordenrijk, wijdloopig, omslachtig.