Wat is de betekenis van VENSTER?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

venster

venster - Zelfstandignaamwoord 1. (techniek), (bouwkunde) een opening in een wand of muur van bijv. een woning, waardoor licht naar binnen kan, vaak voorzien van lucht- en waterdicht materiaal als glas Synoniemen patrijspoort, raam Verwante begrippen kijkglas, lichtkoepel, raamkozijn, raamuithouder, spanjolet

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

venster

venster - zelfstandig naamwoord uitspraak: ven-ster 1. uitsparing in muur met glas erin ♢ voor het venster stond een plant Zelfstandig naamwoord: ven-ster het venster de vensters...

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

venster

(het, -s) in België het gewone woord voor: raam. De tafel zit mooi gekneld tussen de venster en de tegenoverliggende muur. - DM, 22-11-2002.

2024-04-19
Prisma van de symbolen

Hans Biedermann (1992)

venster

in de symboliek een opening om het bovennatuurlijke licht door te laten. Daartoe zijn de vensters van gewijde gebouwen, zoals de grote kathedralen uit de Middeleeuwen, na ruwweg het jaar 1000 met indrukwekkende gebrandschilderde ramen gesierd (bijv. in Reims, Chartres, Ste-Chapelle de Paris), om de komende pracht van het ‘hemelse Jeruzalem&rs...

2024-04-19
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

venster

venster - Een opening in de muur van een gebouw, om licht binnen te laten, meestal om te kunnen kijken, en vaak om lucht binnen te laten.

2024-04-19
Droom lexicon

G. Senger (1985)

Venster

zie Deur.

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

venster

In Vl.-België is venster het gewone woord in de schrijft, én in de spreekt.; in Nederl. is venster een schrijftaalwoord; in de spreekt, gebruikt men veelal raam. De hierna volg. voorb. zijn bedoeld ter illustratie van toep. die in de standaardt. zeer ongewoon zijn. ‘Blijf van dat venster weg tot het licht uit...

2024-04-19
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Venster

De Germanen leefden oudtijds in woningen van gevlochten takken. Daaraan herinnert het woord wand, dat met het werkwoord winden samenhangt. Later maakten zij houten huizen en pas van de Romeinen leerden zij het bouwen van stenen woningen. Woorden als: kalk, muur, kelder en venster zijn dan ook aan het Latijn ontleend. Onder fenestra, vaak uitgesprok...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

venster

(het, -s), (ook spreektaal) raam. Houten huisjes op neuten( ), (vorm europese hondehokken) één deur en één venster (alles ongeverfd) (Rahman 30). - Etym.: In AN alleen schrijftaal, in BN ook spreektaal. S fensre.