vendelen
→ vendelzwaaien
Walter De Clerck (1981)
1. Van pers.: doelloos heen en weer lopen, (rond)slenteren, (rond)zwieren; soms bep.: aan de zwier gaan. Zij hield niet alleen aan met Laboulle, maar toog nu eens in gezelschap van een metser, vendelde met een voerman, of liep met vreemde werklieden, STREUVELS 1964, 294. 2. Van zaken: ordeloos verspreid liggen, rondslingeren; rondvliegen. Tussche...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: