Wat is de betekenis van vendelen?

2024-04-20
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

vendelen

→ vendelzwaaien

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

vendelen

1. Van pers.: doelloos heen en weer lopen, (rond)slenteren, (rond)zwieren; soms bep.: aan de zwier gaan. Zij hield niet alleen aan met Laboulle, maar toog nu eens in gezelschap van een metser, vendelde met een voerman, of liep met vreemde werklieden, STREUVELS 1964, 294. 2. Van zaken: ordeloos verspreid liggen, rondslingeren; rondvliegen. Tussche...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vendelen

vendelde, h. gevendeld (Z.-N. zwaaien als een vaandel; zwieren; ook fig.).