vegen
1) (1888) (Barg.) niets verdienen, geen werk hebben; tegenspoed hebben. Dan kun je vegen: dan kun je er naar fluiten. Een verkorting van 'vegen met de spons van Blanus'. • Neen!... de stationsportier sluit het hek reeds dicht; er is voor den Manke geen vrachtje. ‘Zou 'k van avond alweer vegen?’ mompelt hij verdrietig, terwijl hij...