vatbaar
vatbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. gemakkelijk aangetast, besmet kunnende worden, iets op kunnen doen, ontvankelijk 2. geschikt om te ondergaan, wat in aanmerking komt 3. begrijpelijk Woordherkomst Naamwoord van handeling van vatten met het achtervoegsel -baar Antoniemen onvatbaar