vastmaken
vastmaken - Werkwoord 1. (ov) ervoor zorgen dat iets vastzit aan iets anders ♢ Als je je fiets niet vastmaakt, dan wordt hij misschien gestolen. Woordherkomst samenstelling van vast en maken
Wiktionary (2019)
vastmaken - Werkwoord 1. (ov) ervoor zorgen dat iets vastzit aan iets anders ♢ Als je je fiets niet vastmaakt, dan wordt hij misschien gestolen. Woordherkomst samenstelling van vast en maken
Peter Bakema (2003)
(maakte vast, heeft vastgemaakt) in België ook: een deur dichtdoen, sluiten, op slot doen, een kledingstuk dichtslaan, dichtknopen, dichtritsen, veters van schoenen strikken.
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., fêstmeitsje, bifêstigje; (met touwen), (bi)feugelje; (van schip achter sleepboot), oanmeitsje.
Van Dale Uitgevers (1950)
(maakte vast, heeft vastgemaakt), 1. verbinden, vasthechten: een touw vastmaken (aan); iets aan een touwtje, een spijker vastmaken, bevestigen; — (zeew.) vastmaken zonder opgaan, een gespannen touw vastmaken, zonder dat het minder strak staat. 2. (recht.) een goed vastmaken, onvervreemdbaar maken.
Jozef Verschueren (1930)
(maakte vast, heeft vastgemaakt) 1. maken dat iets vastzit: een sabelkoppel om het lijf -. ➝ touw. Syn. ➝ bevestigen. 2. dichtdoen, sluiten: de deur -. 3. Recht. onvervreemdbaar maken: een goed -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(maakte vast, heeft vastgemaakt), maken dat iets vast zit; (ver)binden, hechten: een touw vastmaken (aan); (recht) een goed vastmaken, onvervreemdbaar maken; in vaste toestand brengen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: