Wat is de betekenis van VASTHOUDEN?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vasthouden

vasthouden - Werkwoord 1. (ov) beletten dat iets losgaat Hij hield de hamer stevig vast.

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vasthouden

vasthouden - onregelmatig werkwoord uitspraak: vast-hou-den 1. in je handen houden en niet loslaten ♢ wil jij dit touw even vasthouden? 2. het niet veranderen, je eraan houden ♢ hij hield vast a...

2024-04-19
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

vasthouden

Eufemistisch in de zin van ‘gebruiken’: ‘Mag ik dat stuk zeep eens vasthouden?’ Bij Van Dam (Jantje Kaas): ‘Mag ik de boter effe vasthouwe?’ Verouderd.

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

vasthouden

zie hout.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vasthouden

v., fêst-, beethâlde; de melk niet kunnen(van koe), gjin slot yn ’e ûren hawwe.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vasthouden

(hield vast, heeft vastgehouden), 1. in de hand of handen houden, resp. de hand leggen, doen grijpen om: houd het kind even vast; — ook van voorwerpen gezegd die tot steun van iets dienen: de ankers zijn bestemd om de muur vast te houden; — zijn stuk (of eind je) ivel vasthouden, zijn zaak goed verdedi...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vasthouden

hield vast, h. vastgehouden (omvatten, omklemmen; fig. volharden): een kind vasthouden; refl. zich aan iets vasthouden; muz. een akkoord vasthouden, d.i. niet verder aanslaan.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vasthouden

(hield vast, heeft vastgehouden) 1. met de handen aanvatten, omklemmen: een kind -; zich aan iets -, ook Fig. erbij volharden. ➝ hand, hart, lucht, stro, strohalm, vlotgras. 2. op een muziekinstrument aanhouden: een akkoord -. 3. behouden, niet uitgeven: zijn geld -. 4. tot steun dienen: de ankers houden de muur vast. 5. gevangenhouden: iemand...