Wat is de betekenis van vast?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vast

vast - Bijvoeglijk naamwoord 1. stevig De vaste verbinding moest met een zaag weer losgemaakt worden. 2. permanent Er is een vaste oeververbinding, zodat auto's makkelijk op en neer kunnen rijden. 3. (thermodynamica) kristallijn of amorf ...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vast

vast - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord 1. stevig met iets verbonden, niet beweegbaar ♢ het plakband zit erg vast 1. vaste vloerbedekking [aan de randen van de vloer vastgemaakt] ...

2024-04-24
Financieel Woordenboek

Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)

vast

vast - Term uit de effectenhandel om de stemming mee aan te geven. De beurs is vast als de meeste koersen stijgen.

2024-04-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

vast

- vast tapijt, vaste vloerbedekking, kamerbreed tapijt. Vast tapijt, aangename stoelen, warme sfeer... Het lijkt helemaal geen ziekenhuis als je het chirurgisch dagcentrum - naast de dienst spoedgevallen - binnenstapt. - HN, 16-11-2002. zie waarde, zeker.

2024-04-24
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Vast

zo - als een huis, zeker. Cliché dat vooral geliefd is onder journalisten. Bovendien was die Sint tegen alles dik verzekerd, zo vast als een huis. (J.A. Deelder: Drukke dagen, 1988)

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vast

adj. & adv., fêst, stevich, steech, steuch; (van de grond), stiif, ticht; — en droog, bigeard; zeer —, izerfêst; -e ondergrond, fêste; door liggenworden, bilegerje; zostaan als een huis, foar trije ankers lizze; dat is een -e gewoon...

2024-04-24
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

vast

I. ontzaglijk, groot, uitgestrekt; onmetelijk; omvangrijk, kolossaal; II. uitgestrekte vlakte, onmetelijkheid.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vast

bn. bw. (-er, meest —), 1. in zijn delen sterk samenhangend, niet los: dat hout is nogal vast; vast deeg, stijf ineengewerkt; vaste kaas, droge kaas; een vaste rots; (bouwk.) vaste grond, waarin een fundering op staal kan worden toegepast; (de) vaste grond onder de voeten hebben; de vaste wal,...