vangen
1) (1880) (inf.) (m.b.t. geld of loon) ontvangen; verdienen. Vgl. bewiegemen*; zijn bik* ophalen; binnenharken*; knaken* maken; lijsen*; marwiegen*; plakken*; scalpen*; verschieren*; vet* soppen; wegbrengen*. Niets verdienen is in het Bargoens: vegen*. • Vangen. Geld -, nooit: ontvangen. (Lijst van Zaansche woorden. In: Noord en Zuid. Jaargang...